Sinds mijn Mallorca-fietsweek is het seizoen losgebarsten, zo voelt het: na een winter waarin hardlopen centraal stond, verdienen nu de andere twee sporten weer meer aandacht. En dat ging meteen al gepaard met de eerste wapenfeiten:
- Op 29 maart heb ik voor het eerst dit seizoen weer op de triathlonfiets intensieve intervallen gereden, waarbij het doel is mijn hartslag te laten stijgen tot net onder mijn omslagpunt. Daarbij kan ik mijn vermogen meten, en het deed me veel genoegen te zien dat dat niet veel anders was dan vorig jaar. Ik heb me af en toe nogal ‘ingestort’ gevoeld van al het lichamelijke gekwakkel van deze winter (en nog – binnenkort ga ik naar de gynaecoloog), maar dat valt dan toch nog wel mee, of ik herstel er steeds ook weer snel van. De bevestiging van mijn conditie was fijn, net zoals de kick van het gevoel van ‘de goede tijd van het jaar is weer begonnen’.
Wat ik even vergeten was, was dat intensieve intervallen ook best zwaar zijn: zere benen, en met alle pollen in de lucht letterlijk het snot voor ogen, zal ik maar zeggen. Nouja, dan voel je wel dat je leeft! - Op 1 april ben ik voor het eerst ooit in het Zwemcentrum geweest, het niet eens meer zo heel nieuwe 50-meterbad in Rotterdam-Zuid. Het is een prachtig zwembad en ik heb er lekker gezwommen, samen met Nicole. Het leverde me echter wel meteen een winkelhaak op in mijn badpak – en dat na één baan! Ik dook toen namelijk onder de lijn door naar de baan ernaast, en ik bleef haken achter de harde, scherpe plastic punt van een drijver daaraan. Die wedstrijd-drijvers houden het klotsen lekker tegen, maar je moet er dus wel voor uitkijken!
- Op 2 april ben ik met Nancy wezen mountainbiken in de bossen bij Zeist en Austerlitz – zij woont bijna pal aan het parcours. Mountainbiken doe ik bijna nooit, ik ben er dus niet heel handig in, en mijn ‘Afrika-fiets’ is er ook niet het meest geschikt voor. Desalniettemin vond ik het erg leuk: lekker slingeren om de bomen, weg van de drukte van wegen en fietspaden, en van de concentratie op de techniek m’n hoofd verder helemaal leeg.
- Op 6 april had ik – in een snel aangeschaft nieuw badpak – een eenmalige ochtend van Zwemanalyse, met techniekles en videoanalyse. Het is sowieso altijd erg leuk, Roy doet het heel fijn met veel humor. En er is een overeenkomst met dat mountainbiken: door de focus op techniek gaan alle andere gedachten uit mijn hoofd, dat is ontspannend.
Ik was dit keer heel benieuwd of het me inderdaad eindelijk gelukt zou zijn om af te komen van wat hij de Lee-Towers-elleboog noemt, dus de neiging om mijn arm met m’n elleboog naar achter te trekken, in plaats van te stuwen met onderarm en hand. Daar heb ik de afgelopen jaren keer op keer feedback op gehad, en vorig jaar frustreerde het me dat het ondanks oefenen nog steeds niet goed was.
Afgelopen winter ben ik zo’n beetje alleen maar daarmee bezig geweest, zowel in het zwembad als ‘droog’ trainend, vooral in de sportschool, aan zo’n katrol, waardoor je kan zien wat je doet, dat hielp veel. Ik had het idee dat het eindelijk beter was, maar dat had ik eerder ook al gedacht. Dus best wel spannend, naar mijn eigen video kijken en horen wat hij erover te zeggen had…
En ja, hoera! Ik ben geen Lee Towers meer! Oefening heeft uiteindelijk toch kunst gebaard! Sowieso vond Roy dat ik een grote stap vooruit had gemaakt. Hij heeft nog altijd wat op te merken natuurlijk, en daar ga ik de komende tijd mee aan de slag.
Dus: leuke ochtend gehad, en ik ben vooral heel blij dat het oefenen van de afgelopen maanden zo goed heeft uitgepakt!
- Op 7 april deed ik m’n jaarlijkse intervaltraining door de stad, zo noem ik dat: in soms behoorlijk hoog tempo van de ene naar de andere plek langs het parcours van de marathon om manlief aan te moedigen. Ik moest dit keer nog harder fietsen dan anders, want er was een storing in de roltrappen van de Maastunnel, dat kostte me 10 minuten extra, en van de tunnel naar de Kuip (het 4-km-punt) heb ik moeten sjezen, tegen de wind in en dwars door rode stoplichten – ik stond nog uit te hijgen en daar kwam Henk al voorbij!
Daarna had ik meer tijd, en steeds méér tijd, want manlief had last van de hitte. Hij – Super Marathon Master – heeft zijn 31e marathon van Rotterdam wel uitgelopen, maar de tijd was voor zijn doen maar matigjes (net binnen de 3u50).
Toen hij finishte, zat ik al thuis – dat mocht van hem, anders werd het wel heel lang wachten, en bovendien vond ik het ’s middags niet te harden zo druk in de stad, fietsen echt geen porem. ’s Ochtends op Zuid heb ik me er wel goed mee vermaakt en om te fietsen was het fantastisch weer. Het blijft altijd een bijzondere dag.
- Op 9 april deed ik mijn eerste zwemtest van het seizoen. Dat heet een CSS-test, je zwemt dan eerst 400 meter, en na een tijdje rust nog 200. Het verschil daartussen in een indicatie voor de tijd die je over langere afstanden kunt volhouden (‘critical swim speed’). Die tijd ligt bij mij zo rond de 2’/100 meter, of 30” per baantje, en dat had ik al best mooi gevonden zo vroeg in het seizoen.
Tot mijn verrassing zwom ik de 400 meter in 7’41, 20” sneller dan verwacht! De 200 meter ging in bijna precies de helft daarvan: 3’52. Weinig verval dus, en sneller dan ik had verwacht: een CSS van 1’56 per 100 meter, 29” per baantje. Zo snel ben ik niet vaak en aan het begin van het seizoen nog nooit geweest – en dat na een winter met (bewust) heel weinig zwemmen. Maar wel veel aandacht voor techniek, enfin, dat was op 6 april al gebleken.
Ik weet van die CSS-testen ook dat het momentopnamen zijn, dat het best kan zijn dat ik morgen of volgende week moeite heb met 30” per baantje. Maar het kan dus wel!
Samen met de twee workshops was het de afgelopen tijd best druk – maar leuk!
Geef een reactie