Was ik een paar weken geleden nog opgetogen over de 2 vooraan op de teller, kijk nou eens:

227 kilometer op de teller

Gister was mijn langste training, de laatste D1-training op de racefiets: 220 kilometer op het schema, het werden er iets meer om op de fiets te kunnen gaan lunchen bij mijn broer in Vlissingen. Dat was al maandenlang mijn plan, vanaf het moment dat ik die afstand op mijn trainingsschema zag staan. Jammer dat het 60 meter te ver was om 226 te hebben staan, want dat is in de triathlon een wel heel mooi getal: het totaal aantal kilometers van de Ironman.*  

Ik had me alleen de omstandigheden eind juli iets anders voorgesteld. Dat het pittig zou waaien en een beetje zou regenen, dat wist ik; ik zou de wind terug harder mee hebben dan heen tegen. Nou, de wind trok ’s ochtends algauw stevig aan. Windkracht 4 à 5 uit het zuidwesten, dat is op de dammen en dijken geen sinecure. Vooral op de Brouwersdam en over Neeltje Jans had ik hem pal tegen. 

Op Schouwen regende het. Eenmaal in Vlissingen ging het daar ook regenen, en volgens mij is die bui met me meegetrokken terug naar Rotterdam: ik had de hele terugweg vrijwel non-stop regen. Niet heel hard, maar wel heel lang dus.

Dankzij die tot aan Voorne nog steeds aanwakkerende wind (bij Goedereede lagen zelfs wat afgewaaide takken) deed ik er terug een uur korter over dan heen, maar rond Hellevoetsluis kwam ik er toch stevig doorheen te zitten, van zo’n lange en wat naargeestige dag. Ik rijd die route heel graag, met de wide open spaces van het water en de eilanden, en met het eiland-hoppen via de indrukwekkende waterwerken, ondertussen going back to my roots. Maar als het allemaal grauw, nat en kil is, dan is het toch minder aangenaam. Ik kon geen pap meer zeggen toen ik thuiskwam! Ook vandaag voel ik mijn benen en rug nog – dat heb ik toch van fietsen niet zo vaak. 

Sinds april doe ik elke drie weken zo’n lange duurtraining op de racefiets, 20 km per keer erbij, dus opbouwend van 120 tot 220 km. Dat waren er dus zes, en daarvan waren er 3,5 bij ronduit herfstachtig weer. De eerste rit was zelfs nog bijna winters, met ijsregenbuien. Eén keer klaarde het halverwege op, en de andere twee keren was het weliswaar zomers-zonnig, maar nog steeds een dikke windkracht 4. De eerste keer daarvan, de 140 km samen met Nicole, toen draaide de wind ook nog eens pesterig zo dat we hem meer tegen dan mee hadden. Het is deels pech natuurlijk, ik kan niet altijd de beste dag weer van de week uitkiezen voor zo’n lange rit. Deels is het ook wel tekenend voor de (voor-)zomer dit jaar.

Enfin, je wordt er sterk van, hè, zeggen ze.

 

  • Over de afstand: het kan in 222 kilometer, maar op de heenweg heb ik bij Ouddorp een extra slingertje gemaakt (voor de zoveelste keer, ik vind dat een doolhof en om de een of andere reden ontbreken in het dorp de bordjes richting Renesse die ervoor en erna wel staan) en vlak voor Vlissingen ook (de autowegen die in die omgeving sinds 1984 zijn aangelegd zitten niet zo goed in de kaart in mijn hoofd, en daar loopt een voor mij van vroeger bekende B-weg dan ineens dood op – ze moesten eigenlijk niks veranderen aan je geboortestad nadat je er weg bent gegaan), en op de terugweg bij Hellevoetsluis (bordje gemist? wel mooi zicht op de vesting).