Het is een hele tijd geleden dat ik zo echt getaperd heb als nu. Taperen is het ervoor zorgen dat je alle restantjes vermoeidheid van de trainingen wegwerkt en optimaal voorbereid aan de start van een wedstrijd staat. Rusten is daarvoor het belangrijkste ingrediënt, vandaar dat je het niet te vaak moet doen, want het kost je nogal wat trainingen. Maar voor een belangrijke wedstrijd is het verstandig.
Mijn vorige belangrijke wedstrijd was die in Bocholt geweest, de middenafstandstriathlon, maar toen dacht ik dat ik vanwege de blessureproblemen toch niet zou gaan finishen, en dat scheelt nogal voor de mentale kant van de zaak. Maar ook fysiek was rusten niet nodig, want ook vanwege de blessure had ik niet heel veel getraind.
Nu wel, en ik heb de trainingsinspanning dan ook sinds vorige week drastisch teruggeschroefd. Bovendien doe ik mijn best net een klein beetje beter dan normaal voor mezelf te zorgen met voeding, slaap, rekoefeningen en ontspanning.* Het gaat daarbij niet alleen om mijn lichaam, maar zeker ook om mijn geest. Ik las het gister nog maar eens toen ik voor wijze raad nog maar weer eens door The Lore of Running bladerde: het lopen van een marathon is vooral een mentale kwestie, waarbij je geest zich niets moet aantrekken van de geluiden die onherroepelijk uit je benen gaan komen die je manen tot stoppen.
Ik heb dat tijdens de duurlopen ook ervaren: fysiek er dan eigenlijk niet zo veel aan de hand, ja, een beetje vermoeidheid, maar er is niks stuk ofzoiets. Desalniettemin klinkt er een behoorlijk opdringerig stemmetje dat vraagt om alsjeblieft op te houden met deze ongein en te gaan wandelen. Dat stemmetje de mond snoeren, dat kost wilskracht, en dat is wat lang lopen zwaar maakt. Het is ook voor mij aan mijn eerste marathon de grote onbekende: hoe ga ik straks met dat stemmetje om? Op ‘de dag’ kan ik altijd meer, maar hoeveel meer, en hoe zal dat gaan?
Noakes beschrijft in zijn boek hoe je ook je geest voorbereidt op het afzien. Vanochtend moest ik daaraan denken. Ik had geen wekker gezet, ben al weken toch eerder dan dat wakker. Maar vanochtend nogalliefst een uur later – oeps! Nouja, geen man overboord, en als ik met dat uitslapen mijn wilskracht wat kan opladen, dan is het helemaal prima. Ik moet hem in elk geval niet deze week al opgebruiken!
En oja, bij taperen hoort ook dit soort wedstrijdvoorbereiding, het begint iets minder zinloos te worden (zie deel 3 en daaraan voorafgaande):
* Waarom doe ik dat niet altijd, dat beetje beter voor mezelf zorgen? Nouja, dat doe ik heus wel, maar deels lukt dat beetje extra gewoon niet altijd, want werk is net nu even rustig, waarop ik zelf heb aangestuurd overigens. En deels gaat het nou juist bij taperen om dat beetje extra, hoe dan ook. Dus als ‘gewoon’ al beter zou zijn, zou het nu nóg beter mogen. En zo blijf je bezig. 😉
Geef een reactie