Onder bovenstaande titel heeft Psychologie Magazine deze maand (nr. 5) een artikel over extreem sporten. Aan het woord komen een triatleet, een ultraloopster, een bergbeklimmer die traint voor de Mount Everest en een ultramarathonloper. Die trainen achtereenvolgens 15-20 uur per week, 10-30 uur, 10-15 uur en 15-20 uur.
Ter vergelijking: ik ga in een enkele week, zoals laatst in Portugal en ook later in de zomer nog met de lange duurtrainingen, naar de 18 uur per week als maximum. In de rustigste wintermaanden zit ik op zo’n zes uur. Vorige week tien uur; de helft daarvan was in één keer een lange, rustige fietstocht zondag, de Omloop van Rotterdam, die met meer wind mee en zonder de twee ijswaterbuien heel wat korter had geduurd (maar die wel leuk was)! Deze week blijf ik op een paar uurtjes steken, want ik ben zo verkouden dat ik vandaag zelfs werk heb moeten afzeggen, dus trainen zit er even niet in.
De vraag is natuurlijk wat ‘doorslaan’ is en daarop geeft een slotbeschouwing wel een aardig genuanceerd antwoord, vooral bij monde van Bram Bakker: soms ligt er een echt probleem onder zo’n hobby, zoals een eetstoornis, maar een problematische verslaving is sporten niet gauw. Dat fanatieke sporters klachten krijgen als ze ineens niet meer kunnen sporten, duidt meer op een stressreactie die optreedt uit gewoontevorming dan op echt afkicken. Veel sporten wordt pas problematisch als het je functioneren op andere terreinen ondermijnt, zoals je relatie, sociale contacten of je werk. Of als je je lichaam uitput, dan krijg je een sport-burn-out.
Wel is het zo dat mensen die extreem sporten vaak sowieso extreme mensen zijn, die anders op andere manieren naar een extreme kick zouden zoeken, bijvoorbeeld in drank of drugs. Net als bij drugsverslaafden hebben hun hersenen een beloningscentrum dat niet makkelijk aanslaat, en dus sterke prikkels nodig heeft, zoals de euforie na een wedstrijd.
Dat herken ik wel: ik heb wel eens gedacht dat het fijn zou zijn als ik me ook zonder veel te sporten lekkerder zou kunnen voelen. Ik heb dat meer in verband gebracht met ‘in mijn hoofd zitten’ waar sporten me uithaalt, maar wie weet heb ik inderdaad ook wel een beloningscentrum dat moeilijk ‘aanslaat’.
De triatleet in de voorbeelden zou eigenlijk wel op willen schalen naar 30 uur trainen in de week, maar hij is net vader geworden en doet daarom juist een stap terug. 30 uur in de week – dan vraag ik me af, dat moet toch richting professioneel niveau gaan? Maar er staat dat hij fulltime werkt. Daar schiet mijn voorstellingsvermogen wel tekort, hoe je dat kan bolwerken. Maarja, dat hebben veel niet-sporters bij mij ook al, en ik vind het wel meevallen.
De enige dame van de vier, de ultraloopster, zegt meteen aan het begin van haar interview: ‘Toen ik 50 werd trakteerde ik mezelf op een hardlooptocht van 169 kilometer in 46 uur rond de berg Fuji’. Die formulering ga ik onthouden: ik ben 50 geworden en ik trakteer mezelf op een Ironman!
Geef een reactie