Tijdens het lezen van A life without limits van Chrissie Wellington had ik momenten dat haar verhaal frappant dichtbij kwam: dan herkende ik iets, meer dan bij het lezen van de andere triathlonboeken. En dan denk je: dat is omdat ze een vrouw is – nouja, misschien, maar één van de meest verrassende overeenkomsten tussen haar en mij heeft daar toch niet veel mee te maken: ook op Wellington maakten ooit Live Aid en Band Aid en de bijbehorende beelden van de hongersnood in Ethiopië een grote indruk, zo groot dat ze voor de rest van haar leven betrokken is bij ontwikkelingssamenwerking. Dat geldt ook voor mij: die acties openden mij de ogen voor de onrechtvaardigheid op de wereld, en ook al ben ik, net als Chrissie, inmiddels sadder and wiser over de rol van hulp, toch heeft het thema me nooit meer losgelaten. Opvallend vind ik wel dat Chrissie nog maar 8 was ten tijde van die acties (ik 19). Ze was er vroeg bij, zal ik maar zeggen.
Iets anders wat ik herken, is Wellingtons enorme drive om zichzelf te verbeteren, die, als hij uit de verkeerde hoek komt, desastreus uitpakt. Ik ken dat uit mijn burn-out; Wellington vertelt vanaf het begin van het boek over haar eetproblemen. Ze zegt ook eerlijk dat de maniakale manier waarop ze zich op haar sport gestort heeft, een verplaatsing van die naar verslaving neigende energie is. Onduidelijk is waar haar ‘nooit goed genoeg’-overtuiging vandaan komt en of ze hem inmiddels heeft weten om te buigen naar een positievere. De drive hoeft daarvan niet minder te worden, wel gezonder gericht (spreek ik uit eigen ervaring).
Maar er zijn ook dingen die ik totaal niet herken. In de eerste plaats is dat Wellingtons buitengewone talent. Ze gaat wat hardlopen, naast een zware baan, ze doet maar wat, loopt de marathon van Londen… en finisht in 3u08. ‘I simpy ran’, schrijft ze, en echt moe is ze er niet van geworden. Vervolgens rolt ze de triathlon-sport binnen, en binnen een paar jaar heeft ze talloze wereldkampioenschappen en -records op haar naam staan. In het boek wordt het bijna saai: wéér een overwinning, wéér een record, wéér een kampioenschap. Maar het is natuurlijk een uniek verhaal, dat ook maar weer eens laat zien hoe buitengewoon getalenteerd topsporters zijn. Gewone stervelingen zouden bezwijken onder wat zij succesvol aankan – ze werd pas laat prof zelfs, dus het begin van haar triathloncarrière vond plaats naast een ambitieuze baan!
En wat ik ook niet herken, is hoe neuzelig je wordt van topsport. Het gaat in één hoofdstuk wel heel uitgebreid over het drama van een stevige verkoudheid – ze pikt dan net voor het wereldkampioenschap een virus op, en kan niet meedoen. Tsja, ziek zijn, het overkomt iedereen wel eens. Maar voor een topsporter is zoiets een mega-ramp. Op dat soort momenten ben ik blij dat ik dat navelstaren niet herken. Maar zo’n sterk lichaam, zo veel talent, daar ben ik wel een beetje jaloers op, hoor!
Geef een reactie