Okee, ik beloofde te schrijven over de leuke boeken. Welnu, om te beginnen heb ik de afgelopen maanden een heel zwikje sporters-biografieën gelezen. Hier zes mini-recensies:
- Marcel van Roosmalens Op pad met de dikke prins over Theo Janssen. Mijn indruk uit recensies is dat je het helemaal niks vindt óf geweldig, en ik vond het geweldig, maar ik houd dan ook heel erg van de droge observaties van Van Roosmalen. Een echt sportboek is het echter niet, het gaat bijna meer over het schrijven van een boek. Over een voetballer, dat wel.
- Nog een voetballer: Gijp, van Michel van Egmond. Daar was ik een beetje laat mee natuurlijk, met het lezen van die bestseller van een paar jaar terug. Vond ik niet geweldig, ik vind de persoon René van der Gijp niet interessant genoeg voor zo’n dik boek.
- Nog een late: Mijn gevecht, van (en over) Thomas Dekker (en Thijs Zonneveld). Had ik al zo veel over gehoord en gelezen dat er weinig nieuws meer in stond, maar ik heb het wel in één ruk uitgelezen. Zonneveld kan wel schrijven, en de doping- en andere sterke verhalen blijven smeuïg.
- Peter Post. Een fenomeen in de wielersport, van Fred van Slogteren. Een stuk minder goed geschreven en nogal afstandelijk voor een biografie, maar wel leerzame wielergeschiedenis.
- Abdi Nageeye. Atleet zonder grenzen, van André van Kats. Bijzonder levensverhaal; Nageeye vluchtte maar liefst twee keer van Somalië naar Nederland.
- Nog even over wielrenners dan: Anders, van (en over) Stef Clement (en Thomas Olsthoorn). Geschreven en verschenen net na het eind van Clements wielercarrière, dus zowel terugblik op een mooie carrière als heroriëntatie: Clement ontdekt de wereld buiten het wielrennen, en die bevalt hem eigenlijk veel beter dan die erbinnen. Met mijn interesse in sport als levenskunst vond ik dit het bijzonderste boek van de zes!
Geef een reactie