Vanavond heb ik de tweede van drie lessen van mijn elitecursus zwemmen van Zwemanalyse. Dat woord ‘elite’ vind ik nog steeds wat vreemd klinken in combinatie met mij, maar de eerste les, zes weken geleden, was wel degelijk precies wat ik nodig had. Ik ben dus erg benieuwd wat de tweede les gaat brengen. In elk geval popel ik om te horen of ik mijn huiswerk goed heb gedaan.
Dat huiswerk, dat bestond alleen uit techniek. In de vorige les leerde ik dat er een fikse techniekfout in mijn slag was geslopen: ik trok in de doorhaal mijn elleboog naar achter, in plaats dan dat ik mijn hand naar achter duw om me af te zetten tegen het water. Daar was ik me niet van bewust. Ik had op allerlei technische dingen leren letten, maar net dat niet. En zelfs met ‘letten op’ sluipen er fouten in, want ik had gezworen dat ik mijn armen keurig uitstrekte, maar de video en foto’s toonden anders. Deze foto komt uit het geschreven verslag (wat een service, hè?!):
Ik vond het zelfs op dat beeld nog niet echt heel ‘duidelijk’ om te zien, maar inmiddels zie en voel ik het bij het zwemmen ook en ben ik ook bezig écht die elleboog uit te strekken. Het is een mooi voorbeeld van hoe moeilijk het is om in het water precies te weten wat je ledematen doen en waar ze zich bevinden: je proprioceptie is slechter dan op het land. Daarom is zwemmen ook zo’n technische puzzel, en heel anders dan de twee andere triathlonsporten. Het maakt het ook leuk trouwens.
Ik ben deze cursus gaan doen omdat ik gefrustreerd raakte over het zwemmen. Toen ik drie jaar geleden mijn eerste kilometer borstcrawlde, in 23 minuut-nogwat, deed ik maar wat. Ik heb sindsdien twee borstcrawlcursussen gevolgd bij Tri-Experience en heb ook al die jaren drie keer per week toegewijd gezwommen, overigens wel met onderbreking van fiets- en wandelvakanties waarna het vaak voelde alsof ik qua kracht en conditie weer bij nul moest beginnen. Ik zou verwachten dat ik dan echt wel die, zeg, vier minuten sneller zou hebben moeten kunnen worden. Niet dus.
Ik ging op een gegeven moment alleen nog maar achteruit. Op één van de eerste dagen van dit jaar zwom ik vrijwel achteloos wat achteraf mijn snelste kilometer ooit bleek te zijn, in 20’34. Op weg naar het breken van die 20-minutengrens, dacht ik, maar niet dus. In het triathlonseizoen was ik een minuut per kilometer langzamer. Daar snapte ik niks van. Het gaat me niet eens zozeer om die minuut, want een minuut per kilometer is straks 4 minuten op een totale duur van die hele triathlon van minstens een uur of 13, dus dat kan niet bommen, zeg maar. Het gaat meer vooral om dat ik wil dat mijn trainen rendeert.
Dus dat is nu voor mij ook alweer een puzzel: hoe kan ik het beste trainen voor dat zwemmen? Ik heb eigenlijk nog geen idee. Wel is me duidelijk dat ik het vooral van techniek moet hebben. Ik moet het zeker niet hebben van mijn kracht. Ik zal ook nooit een topzwemmer worden, met mijn iele bovenlijf en kleine handjes, en veel te laat ermee begonnen. Ik kan daarom ook wel accepteren dat ik niet veel sneller zal worden. Het is wat mij betreft ook prima om die tering naar de nering te zetten en me te richten op zo ergonomisch mogelijk eerst 1,9 en daarna 3,8 kilometer zwemmen overleven. Ook prima – maar dat wil ik dan doen met zo min mogelijk inspanning. Kan ik weer meer hardlopen, zeg maar, daar is wel degelijk meer te winnen voor me nog. En/of ik ga mijn training anders opbouwen, want ook dat is vorig jaar misgegaan, denk ik: dat ik te vroeg op snelheid ben gaan trainen en zo te vroeg heb gepiekt.
Waar ik het voor fietsen wel weet en bij hardlopen begin te snappen, heb ik eigenlijk nog geen flauw idee hoe ik in het zwemmen het beste gedij. De elitecursus helpt me daar echter wel bij, vanwege de grote individuele aandacht voor mijn techniek. Het was een beetje een gok, ik was er door googlen op geattendeerd, maar die eerste les smaakte dus zeker naar meer.
Vandaar: vanavond zwemles, #zinin!
Geef een reactie