Ik schreef een paar dagen geleden dat ik me ging verdiepen in andere loopbenaderingen, namelijk die waarin je een marathon loopt zonder lange duurlopen. Ik heb het eerste boekje daarover nu uit: Ik, hardloper van Stans van der Poel en Koen de Jong. In die aanpak loop je niet langer dan 14 kilometer. Er staan schema’s in het boek, en als ik het goed gezien heb, is de grootste weekomvang voor de marathon 43 kilometer (p. 168). Alles in D2, geloof ik (dat staat er niet heel duidelijk).
Ik denk dat ik dat best wel eens wil proberen. Als ik eenmaal weer kan lopen. Ik heb altijd gedacht: ik geloof daar niet in. Met wat ik weet van trainingsleer en met hoe ‘iedereen’ traint (zoals bij de atletiekvereniging) zijn die duurlopen tot minstens 30 en eigenlijk 35 kilometer essentieel. Maar ik heb ondervonden dat mijn lijf ze slecht verteert (mogelijk ben ik een tijdje van slag geweest na mijn marathon in november), dat ik het niet leuk vind, dat ze ook niet leidden tot een heel succesvolle marathon, en dat ik sinds ik langere duurlopen dan 20 kilometer doe alleen maar langzamer geworden ben. Dus waarom niet eens iets anders geprobeerd? Ik ga toch niet voor een wereldtijd.
Maximaal 14 kilometer lopen, dat klinkt me als muziek in de oren. Geen idee of ik daarmee een Ironman-marathon kan volbrengen, maar dat is het experiment. Als ik het lopen weer in het vizier krijg, ga ik contact zoeken met Stans van der Poel, die ook triatleten begeleidt en zelf als 50+-dame Ironmans heeft volbracht. Dat klinkt sowieso wel interessant!
Een ander dingetje viel me in het boek ook op. Een heleboel mensen, inclusief sportbegeleiders en fysiotherapeuten, schatten in dat een 50-jarige ongeveer 30 % minder sterk is dan een 30-jarige. Maar dat percentage ligt veel lager (ik kan in de grafiek helaas niet precies zien hoe laag), en een 50-jarige is even sterk als een 15-jarige. ‘Mensen die de vijftig gepasseerd zijn accepteren te makkelijk dat dingen niet meer of moeilijker gaan’ staat er in het hoofdstuk over hardlopen en leeftijd (p. 101), en ‘Leeftijd speelt een veel minder grote rol bij teruglopende prestaties dan veel mensen denken’ – leefwijze is veel belangrijker.
Dat is een vergelijkbare boodschap als die van Joe Friel, en ik had ‘m nét even nodig, want ik heb de laatste weken net iets te vaak gehoord dat ik, nu ik de 50 voorbij ben, nou eenmaal niet meer zulke hoge eisen moet stellen/rekening moet houden met steeds meer pijntjes en kwaaltjes/overbelat zal raken/achteruit zal gaan, enzovoort – de pittige blessure van nu, zo kort na die mijlpaal-verjaardag, ai, op dat punt gemene timing. Maar ik weiger voortijdig achter de geraniums plaats te gaan nemen. Dit boek steunt me daarbij.
Verder staat er in het boek veel wat me al bekend was uit Ik, de wielrenner (zie mijn recensie daarvan voor Touretappe – gelukkig bestaan vrouwen in Ik, hardloper wel) en Bewegen voor Beginners. Bijvoorbeeld over het belang van een rustige ademhaling – oja, ook iets om weer eens wat mee te doen. De quinoa die me in Ik, de wielrenner opviel passeert ook weer. En ook hierin zit een hoofdstuk over hoe goed hardlopen is tegen allerlei ziektes van lichaam en geest, en dat vind ik dan weer ietsje uit de toon vallen, want dat lijkt erop gericht om mensen over te halen om te gaan hardlopen, terwijl de rest van het boek gericht is op lopers die het eens anders willen proberen. Dat sporten goed is, dat weten we nu wel.
Het hoofdstuk over chi-running vind ik dan ook nog interessant, daar wil ik wel eens een workshop in doen. Maar eerst maar weer eens kunnen hardlopen…
Geef een reactie