Ik heb hier al vaker geprotesteerd tegen het huidige idee van ‘moeten’ sporten vanwege je gezondheid en de slanke lijn: bewegen als panacee voor alles, waaronder ook de corona-pandemie. Dat is een illusie die mensen naar een nare, vervreemdende manier van bewegen duwt: sport als gevangenis (wat ik vrouwen in de sportschool wel eens heb horen verzuchten: ‘we hebben levenslang’). Ik ben voor sport als bron van plezier, vrijheid en persoonlijke groei – sport als levenskunst.

Vandaar dat Intelligent bewegen. Lichaamsbeweging voor persoonlijke groei van Fabio D’Agata me onmiddellijk nieuwsgierig maakte, toen ik in het blad van NLCoach een recensie las. Ik las het dan ook met veel instemming en herkenning.

Meteen op de eerste pagina maakt D’Agata duidelijk dat zijn methode voor bewegen een derde optie is, naast de twee dominante manieren: competitief/prestatiegericht en uiterlijk- of gezondheidsgericht: bewegen in dienst van persoonlijke groei. Nou, dan heb je mij op het puntje van m’n stoel.

Desalniettemin heb ik nog wat kritische noten te kraken ook.

D’Agata heeft zelf door middel van bewegen paniekaanvallen en angsten overwonnen. Belangrijk inzicht daarbij was dat hij eigenlijk altijd tegen zijn lichaam had gevochten, het had ‘gebruikt’ en alle signalen ervan die niet uitkwamen (zoals vermoeidheid en pijn) had genegeerd, om zijn zin door te drijven en goed te presteren. Het kwam goed met hem, en nu helpt hij anderen om van zo’n vijandige houding tegenover het eigen lichaam af te komen.

Belangrijke eerste stap daarbij is helder krijgen waarom je zou bewegen. Alleen maar omdat het goed is voor de gezondheid, slanke lijn of de spiermassa is onvoldoende om in beweging te komen of te blijven: je wilt niet zo veel lijden om zo weinig. Als je jezelf dan naar de sportschool sleept, bouw je alleen maar aversie op, totdat je het bijltje erbij neergooit. Je moet dan veel te veel narigheid onderdrukken immers. Beter is om contact te maken met je lichaam, dus om te voelen, in plaats van het te onderwerpen aan de ‘mentale dictatuur’ van het hoofd. Helemaal mee eens.

Je kunt volgens D’Agata wél in beweging komen omwille van een ultiem verlangen, een hoger doel, zoals bij hemzelf van die angst afkomen. Dat formuleer je, en dan bepaal je vervolgens drie vaardigheden die je nodig hebt om dat verlangen te realiseren: een emotionele, een fysieke en een mentale (‘ontwikkeldriehoek’).

Vervolgens bedenk je een beweegvorm die het mogelijk maakt daaraan te werken. Iemand die zelfverzekerder wil worden gaat aan de slag met zelfvertrouwen, kracht en een reëel zelfbeeld, door speelse krachtoefeningen, met reflectie daarop voor dat zelfbeeld. Elke keer een stapje verder. Zo leidt bewegen tot persoonlijke groei.

Omgekeerd geldt ook, denk ik, dus dat inzetten op persoonlijke groei zo dus tot meer bewegen leidt, maar dat wordt niet heel concreet – niet anders dan door voorbeelden. Je vindt er geen trainingsschema’s ofzoiets en ook geen handvatten om verlangens of vaardigheden te koppelen aan beweegvormen. Dat moet je vooral zelf uitdenken.

Okee, leuk, nouja, ik heb wel twijfels, vooral deze twee:

  • Het wordt mij niet helder wat ‘gevoel’ precies is. Als het gaat over emoties loopt in het hele boek de lichamelijke en de cognitieve kant daarvan door elkaar. Al in het begin vertelt D’Agata over zijn eigen angsten alsof die komen uit zijn lichaam, maar irrationele angst komt wel degelijk (ook) uit je hoofd. Ik vind het sowieso opvallend hoe veel ‘hoofd’ er in de hele methode bij komt kijken, ondanks het pleidooi voor meer ruimte voor voelen. Als dat voelen zo belangrijk is, snap ik ook de titel niet. Meer in het algemeen zou ik niet onder woorden kunnen brengen wat het boek nou precies beoogt rond die verhouding tussen voelen, intelligentie en bewegen.  
    En dan kun je denken: nouja, wat maakt het uit? Deels is het inderdaad een theoretisch probleem. Maar het gaat wel verder dan dat: als je bij emoties denken en gevoel niet goed scheidt, ontstaat in de praktijk het risico van met je hoofd je gevoel onderdrukken. Ik zag daar wel wat sporen van in het boek. Ik keek er bijvoorbeeld van op dat D’Agata ‘zelfbeheersing’ koos als emotionele vaardigheid om beter met zijn angst om te leren gaan. Met zelfbeheersing lijk je me toch een boel angst te kunnen onderdrukken, en dat is precies wat je niet wil als je bezig bent met meer te leren voelen.
    Ik ken die valkuil zelf ook, vandaar misschien mijn scepsis. Je moet in de methode je gevoel best goed kunnen verwoorden om mee te kunnen doen. Dat zou voor mij averechts kunnen uitpakken: als ik na een oefening of training moet verwoorden wat ik heb gevoeld, ga ik over die woorden nadenken in plaats van echt te voelen.
    Nouja, dit is mogelijk ook een verschil van opvatting. Ik ben meer van de ‘Feel the fear and do it anyway’-methode van onder andere de ACT. Die relativeert het belang van labels voor wat je voelt en sowieso van al die woorden in je hoofd. De ACT wordt wel genoemd in het boek, maar niet uitgewerkt.
  • Het boek verkoopt de illusie van maakbaarheid. Ook al uit het een stevige portie maatschappijkritiek voor wat betreft de dominantie van het niet-voelen en de eenzijdige en tot falen gedoemde opvattingen over bewegen, het is zeer braaf voor wat betreft het nog dominantere neo-liberale ideaal van de zelf-optimalisatie: je bedenkt wat je wil, verbetert jezelf, geheel autonoom, en dan raakt dat ultieme verlangen wel vervuld (zie ook de tekst op de website – die is ronkender dan het boek zelf).
    Alsof we allemaal zo slim en vaardig zijn om dat allemaal uit te dokteren (degenen die dat al kunnen, komen er sowieso wel).
    Alsof onze verlangens altijd zo authentiek, zuiver en edel zijn (alsof dwangmatigheid en verslaving niet bestaan bijvoorbeeld).
    Alsof dingen niet kunnen mislukken of anders lopen dan verwacht – wat nou als dat verlangen niet bevredigd wordt, het doel niet wordt bereikt?
    En alsof we geheel in vrijheid onze keuzes maken en daarmee ons lot in eigen hand nemen. Bij de passage over het uitkienen van wat voor jou de optimale tijd op de dag is om te bewegen, moest ik grinniken: alsof er geen werktijden zijn, geen bazen, geen gezinsleden die iets van je willen, enzovoort.
    Wat nou als je nog steeds niet van de bank af kunt komen? Ben je dan een loser?
    Als het moeilijk blijkt te zijn, kun je je laten coachen, door het bedrijf van D’Agata. Ik heb even gekeken, en de vitaliteitsprogramma’s kosten € 6450.
    Dus ook: alsof er geen financiële beperkingen bestaan (het boek zelf is met € 20 dan weer wel heel betaalbaar).

Okee, dat is stevige kritiek, maar ik vind het wel fijn dat het boek tot zulk soort denkwerk uitdaagt. Ik ben druk bezig met het verder laten uitkristalliseren van mijn eigen visie op sport en bewegen, en daar helpt dit zeer zeker bij. Veel meer dan het gemiddelde sportboek. Ben ik blij mee!

Op één punt ga ik echter nog wat kritischer zijn – daar vliegt het boek wat mij betreft uit de bocht. Het is rond pagina 86-89, over hoe je bepaalt wat dat ultieme verlangen is. Daar legt het boek normen aan die ik zeer dubieus vind. Zonder die die pagina’s had ik het boek hoger gewaardeerd.

Het begint ermee dat D’Agata bepaalde doelen of verlangens van mensen goedkeurt, en andere niet. In een trainingsgroep zegt bijvoorbeeld iemand graag te bewegen want ‘het leegt mijn hoofd’. Dat is niet genoeg, want dat is te zeer ‘hoofdwerk’ en gericht op productiviteit – elders in het boek is recht-toe-recht-aan carrièrestreven echter wel goed.

Een ander zegt graag te bewegen vanwege de veiligheid van haar kinderen: als er iets gebeurt, wil ze snel kunnen handelen. Dat is wel goed, heel goed zelfs, een voorbeeld voor de anderen – terwijl mij dat een angstig doel lijkt.

Er is dus een onduidelijk verschil tussen goede en niet-goede doelen en strevens. Ik zou daar als coachee die het graag ‘goed’ doet onzeker van worden.

Ik krijg de norm voor een goed ultiem verlangen dus niet te pakken, maar een pagina verder wordt die op één punt wel expliciet. D’Agata zet uiteen dat vrouwen over het algemeen door verlangen naar liefde gedreven worden (en dus graag soaps kijken) en mannen door dat naar vrijheid (en dus interesse hebben in sportwedstrijden).

Zo, da’s duidelijk…

Ik denk maar weer eens: dus dan ben ik een man? Bij dat soort sweeping statements over ‘mannen zijn zus en vrouwen zijn zo’ denk ik dat wel eens vaker.

Op zich is het wel fijn dat het daar expliciet staat, want het was me al gaan opvallen: in het hele boek zijn vrouwen vooral bezig met moeder zijn, trouwen, afvallen of een partner vinden en mannen met opleidingen, carrière en promotie maken.

Dat kan toch niet meer? Ik heb nog even gekeken of het boek echt van 2020 was. Ja.

Zucht.